Sociale determinanten van gezondheid in Noord- en Oost-Gelderland
Sociale determinanten van gezondheid in Noord- en Oost-Gelderland
Bij het verkleinen van sociaaleconomische gezondheidsverschillen is het van belang om aandacht te hebben voor de ‘oorzaken achter de oorzaken’: de sociale determinanten van gezondheid. Te lang heeft de aanpak voor het verkleinen van sociaaleconomische gezondheidsverschillen zich gericht op het individu en zijn of haar leefstijl 13. Oog hebben voor de sociale determinanten van gezondheid vergroot de kans op een succesvolle aanpak. Hieronder komen een aantal sociale determinanten van gezondheid aan bod, geïllustreerd met cijfers over volwassenen (18-64 jaar) uit de Gezondheidsmonitor Volwassenen & Ouderen 2020. Huishoudsamenstelling, werk & moeite met rondkomen
Mensen met een lage SEP wonen vaker alleen en vormen vaker een eenoudergezin ten opzichte van mensen met een met een midden of hoge SEP (figuur 12). Ruim 6 op de 10 mensen met een lage SEP heeft betaald werk, ten opzichte van ruim 9 op de 10 mensen met hoge SEP. Mensen met een lage SEP zijn vaker volledig arbeidsongeschikt ten opzichte van mensen met een midden en hoge SEP (figuur 13). Bijna 3 op de 10 mensen met een lage SEP heeft moeite met rondkomen in vergelijking met 1 op de 10 mensen met een hoge SEP (figuur 14). Klik hier voor gemeentelijke cijfers met betrekking tot het aandeel mensen met een lage SEP dat moeite heeft met rondkomen.
Eenzaamheid
Volwassenen met een lage SEP zijn vaker sociaal of emotioneel eenzaam ten opzichte van volwassenen met een midden of hoge SEP (figuur 15). Eenzaamheid verkleint het ‘sociaal kapitaal’ dat iemand bezit. Sociaal kapitaal verwijst naar het sociale netwerk van een individu en de hulpbronnen die via dat netwerk gemobiliseerd kunnen worden, bijvoorbeeld in het geval van je weg vinden in het zorglandschap of het vinden van een baan.
Stress
Mensen met een lage SEP ervaren vaker stress (22%) ten opzichte van mensen met een midden (20%) en hoge SEP (17%). Bij mensen met een lage SEP zijn gezondheid, geldzaken en sociale contacten de belangrijkste bronnen van stress (figuur 16). Niet in elke gemeente echter ervaart de groep met een lage SEP het vaakst (heel) veel stress, in sommige gemeenten ervaren midden en hoge SEP groepen vaker stress. Klik hier voor verschillen tussen gemeenten in het percentage volwassenen met een lage SEP dat vaak stress ervaart.
Zoals eerder genoemd kan chronische stress bijdragen aan het ontstaan van ziekten en beïnvloedt chronische stress het cognitief vermogen. Chronische stress wordt gezien als een belangrijke factor in het ontstaan en behouden van gezondheidsverschillen. Meer weten over chronische stress en gezondheidsverschillen? Klik hier.
Leefomgeving
Mensen met een lage SEP hebben vaker een probleem met het binnenklimaat van hun woning ten opzichte van mensen met een hoge SEP (figuur 17). Klik hier voor verschillen tussen gemeenten. Van de mensen met een lage SEP vindt bijna 7 op de 10 dat er voldoende groen in de buurt is, ten opzichte van 8 op de 10 mensen met een hoge SEP (figuur 18).
Uit de literatuur is verder bekend dat er in buurten met de laagste inkomens sprake is van onder andere een slechtere luchtkwaliteit, meer verkeerslawaai, meer ongezond voedselaanbod, minder groen en meer hittestress. Een minder prettige leefomgeving kan direct een nadelig effect hebben op de gezondheid, maar ook indirect omdat een minder prettige leefomgeving kan leiden tot meer stress. Meer weten over leefomgeving en gezondheidsverschillen? Klik hier of kijk deze webinar.
Leefstijl
Mensen met een lage SEP roken vaker en hebben vaker overgewicht of obesitas dan mensen met een midden of hoge SEP. Er zijn geen verschillen tussen SEP groepen in het aandeel zware drinkers (figuur 19). Klik hier voor verschillen tussen gemeenten met betrekking tot roken en obesitas.
Naar verwachting neemt het percentage mensen met overgewicht tot 2040 toe bij alle sociaaleconomische groepen. Het percentage mensen met ernstig overgewicht zal echter meer toenemen onder mensen met een lage SEP. Naar verwachting neemt het percentage rokers af onder alle sociaaleconomische groepen, maar dit percentage zal in 2040 drie keer zo hoog zijn onder mensen met een lage SEP dan onder mensen met een hoge SEP 14. Uit onderzoek blijkt verder dat van de vrouwen met basisonderwijs/vmbo/mbo-1 16% tijdens de zwangerschap doorrookt, ten opzichte van 3% van de vrouwen met een hbo of wo opleiding 15. Roken, overgewicht en problematisch alcoholgebruik veroorzaken samen de grootste ziektelast in Nederland en zijn daarom speerpunten in het Nationaal Preventieakkoord. Bij de aanpak van gezondheidsverschillen noemt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) ook deze speerpunten, juist omdat daar het gezondheidspotentieel bij de lage SEP groep het hoogst is 16.
Het aandeel van leefstijl in de oorzaak van gezondheidsverschillen wordt geschat op 50% 17. De andere 50% bestaat uit andere factoren zoals de fysieke en sociale omgeving, inkomen, opleiding en werksituatie. Dit pleit voor een integrale aanpak die niet alleen gericht is op de leefstijl van het individu, maar ook op bijvoorbeeld de sociale en fysieke leefomgeving of armoede en schulden. Het Loket Gezond Leven heeft op een rij gezet welke interventies op het gebied van alcohol, roken en overgewicht gezondheidsverschillen kunnen verkleinen.
Opgroeien & opvoeden 18
18 procent van de kinderen met een lage SEP woont in een gezin dat moeite heeft met rondkomen, t.o.v. respectievelijk acht en drie procent van de kinderen met een midden of hoge SEP.
In gezinnen met een lage SEP zijn de vaakst genoemde gevolgen van geldgebrek: niet op vakantie of dagjes uit kunnen, niet naar de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf gaan, spanningen in het gezin en geen lid van een (sport)club of (sport)vereniging (figuur 20). Onder kinderen met een lage SEP is het percentage dat geen lid is van een club of vereniging dan ook een stuk hoger (36%) dan onder kinderen met een midden SEP (24%) of hoge SEP (19%). Bij de aanpak van gezondheidsverschillen loont het extra om maatregelen te richten op het begin van de levensloop, dus gedurende de zwangerschap, de vroege kindertijd en de schoolgaande jeugd. Hoe eerder de jongste doelgroep kan worden bereikt, des te groter de cumulatieve gezondheidswinst, want die winst betaalt zich uit gedurende de rest van de levensloop. Dit pleit voor een aanpak gericht op kinderen, adolescenten en/of hun ouders 19. Hierbij is het uitbreiden en voortzetten van interventies die er al zijn belangrijk, denk aan Kansrijke Start en aan Gezonde School.